maandag 22 februari 2010

Geachte heer van 't Hek


Met veel belangstelling heb ik uw laatste boek ‘Omdat jij mijn beste vriend bent’ gelezen. Uw duivels plannetje, ergens achterin het boek uiteen gezet, heeft gewerkt. Mijn allerbestehartsvriendin – niet te verwarren met mijn ‘goddess of love’ – deed mij uw boek cadeau, omdat zij inderdaad vond dat ik haar beste vriend ben. Ik moet u bekennen, dat ik geraakt was door haar geste. En u wist dat van tevoren!

Al jaren geldt u als een autoriteit op het gebied van pittige humor, van bijtende spot, van spiegelende scherts. U bent een taalgeweldenaar op het podium. ‘De waker, de slaper en de dromer’ vond ik indrukwekkend, uw mooiste. Maar ook ‘Scherven’ vond ik meer dan geslaagd. Heel raak, heel typerend weet u alledaagse dingen in een ander daglicht te plaatsen, waarbij uw manier van doen uitsluitend functioneel te noemen is. Het mededogenloos schoppen tegen heilige huisjes, het kleinerend spreken over de medemens, het wegwuiven van vanzelfsprekendheden, u komt er zo ontzettend mee weg. Het staat u geweldig, het maakt u goddelijk. U heeft het hartgrondig vloeken tot een kunst verheven.

Dan uw boek. Het blijkt een foliant met opgenomen columns te zijn, welke eerder gepubliceerd zijn geweest in het NRC Handelsblad. In elke column herken ik uw spreken, uw stemverheffing, uw accenten. Stuk voor stuk zijn de rubrieken kleine conferences.

Echter, ik wil u nadrukkelijk adviseren vandaag nog te stoppen met deze beslommering óf een betere redacteur te zoeken. Boeken als deze zullen uw status doen afbrokkelen, edities als deze doen uw naam geen goed. Boeken als deze komen voor € 5,00 op de plank van Woondock te liggen.

Het boek geeft de lezer de idee dat de columns bijeen ‘geharkt’ zijn, niet op inhoud gecontroleerd te zijn. Ze zijn te eenzijdig van opzet, de thema’s teveel uitgewoond. De woordkeuze is bijzonder smal te noemen en de grappen worden herhaald. Spreektaal wordt teveel gebezigd, met als gevolg halve zinnen. Het gebruik van unilaterale bijvoeglijke naamwoorden wordt na column 3 ergerlijk. Uw ‘stokpaardjes’, zij leiden tot zware verzuchtingen der lezers.

U bent een pracht van een cabaretier – gemakshalve laat ik uw zijn, uw existentie, buiten beschouwing – maar u bent beslist geen columnist. Laat u dat vooral over aan hen die daar voor geleerd hebben. Ook al zijn zij steevast ‘dronken en chagrijnig’.

U probeert de techniek eigen te maken door de columns rond te houden, welke leidt tot krampachtigheid in plaats van purisme. Geen verrassende eindes, slechts voorspelbare.

De columns zijn uitsluitend informatief te noemen, als de lezer er in slaagt tussen de regels door te lezen; ze zijn niet gespeend van enige pittige humor, van bijtende spot of spiegelende scherts. Uw handelskenmerken dreigen te vervagen.

Geachte heer van ’t Hek, natuurlijk begrijp ik dat u dit allemaal niet wilt horen, u wilt dit allemaal niet weten. En u wilt het al helemaal niet gepubliceerd zien in het NRC Handelsblad. Omdat u altijd zo’n eerlijk oordeel heeft over de ander, heb ik gemeend u dit te moeten laten weten. Om nog meer ellende te voorkomen.

Als erkend fan voel ik me daartoe verplicht.


Hoogachtend,

Ferdinand ter Haar

4 opmerkingen: