woensdag 13 augustus 2014

6 juni 1944

St. Honorine des Pertes, 1 augustus 2014


Gisteren, 31 juli, hebben we het plan opgevat een aantal gedenkplaatsen te bezoeken dat langs Omaha Beach ligt. We begonnen bij Colleville-sur-Mer. Vanaf het gedenkteken voor de 627 gevallen soldaten aldaar keken we, zoals de Duitse soldaten deden, uit over het strand naar het grote water. Het moet er op 6 juni 1944 zwart hebben gezien van geallieerde troepen die maar één doel voor ogen hadden: het ruimen van de vele bunkers, het neerhalen van de Atlantikwall. Wat moeten de jonge Duitsers – veelal rond de twintig, getuige de kleine gedenkstenen op de Cimetière Allemand in La Cambe – een verlammende angst hebben gekend bij het zien van zo een numerieke overmacht. Ze moeten geweten hebben dat hun laatste uur geslagen had. Wat kun je dan meer doen dan je huid zo duur mogelijk verkopen, door vanuit de Widerstandnesten zo veel mogelijk net zulke jonge soldaten neer te maaien. Jonge Canadezen, Britten, Amerikanen, die vanuit kleine landingsbootjes als kanonnenvlees op het strand sprongen.

Vanaf het gedenkteken zagen we vol ontzetting hoe volstrekt kansloos vele soldaten waren, die zwaar bepakt in veel te diep water probeerden aan land te komen. Water dat rood kleurde, dat tegenwerkte, dat verzwolg.
Meter voor meter werd toch het strand terug veroverd op de vijand – een vijand die zelf nauwelijks weet had van het hogere politieke doel om Europa te confisqueren voor het Duitse Rijk dat wereldheerschappij voor ogen had.
Meter voor meter kwamen de bondgenoten dichterbij de te veroveren bunkers; links en rechts sloeg artillerievuur grote kraters in de grond en boven hen klonken motoren van vliegtuigen die bombardementen uitvoerden op de Duitse weerstand. Dat de bommen ook de dorpen vielen, was de hoge prijs die Frankrijk betaalde om de agressor te ontzetten.

Even verderop bekeken we het ereveld der gevallen soldaten, velen van hen stierven al in het eerste uur van de landing. Jonge kerels uit Amerika, die landden in een onbeduidend land ver overzee om er voor altijd te blijven. Het ereveld stond vol witmarmeren kruizen en Davidsterren, opgesteld in een onverbiddelijke matrix; ook in hun laatste rust staan de gesneuvelden in het gelid.
Tot tranens toe geraakten we onder de indruk. Ongelofelijk veel mensen hebben het leven gelaten, opdat anderen leefden. Mensen, jonge mensen, die plannen hebben gehad, wellicht verloofd waren of al vader; veelbelovend zijn zij gestorven. Het strand, het ereveld, het waren heilige gronden. Heilig door bloed en onverschrokkenheid.

Dat niet iedereen dat begreep, was pijnlijk om te zien. Een papiergevouwen bootje – symbool voor de landingsvaartuigen – werd gezien als propje en weggenomen bij een kruis.

We bezochten ook Pointe du Hoc, op een kleine landtong dat door de Duitsers vanwege grote strategische waarde bezet werd gehouden. Er was een enorm luchtafweergeschut geplaatst dat door zijn reikwijdte een gevaar was voor schepen en vliegtuigen. Ten tijde van de landing werd dit geschut ontmanteld door de Rangers – onder leiding van Rudder, een ervaren bergwandbeklimmer – die de klif, waarop het geschut stond, vanaf de zee beklommen. Om eenmaal boven te ontdekken dat het geschut vervangen was door grote balken. De bunker was verlaten, de wapenen verstopt in de achterliggende velden.
De manoeuvre om onder vijandelijk vuur uiterst kwetsbaar een steile klifwand te beklimmen met touwladders wordt tot op de dag van vandaag geprezen om uitzonderlijke moed en gedurfde tactiek. Voor een paar balken hebben veel Rangers het leven gelaten.

Het terrein rondom Pointe du Hoc was bezaaid met kapotgeschoten bunkers. Het moet er een hel zijn geweest, tientallen diepe kraters in het veld onderstreepten dat. Het trof me toen ik zag dat hele gezinnen zich portretteren in dit slagveld. Waarom weet ik niet. Ik zag ook mannen geleund tegen Sherman-tanks, om glimlachend door hun vrouw op de foto te worden gezet. Wat is hun aandeel in de strijd geweest? Het deed me voor dat de werkelijke strijders voor vrede en vrijheid met terugwerkende kracht beledigd werden.

We sloten deze aangrijpende dag door een bezoek te brengen aan de begraafplaats voor Duitse soldaten in La Cambe. Het viel ons op dat deze minder druk bezocht werd die dag dan de Amerikaanse evenknie. Het viel ook op dat Duitse bezoekers zachter spraken, alsof zijn wilde voorkomen als Duitser te worden aangemerkt. Alsof zij zich nog schaamden. In het gedenkschrift aan de ingang werden de soldaten de eer bewezen: het kan niet zijn dat zij het hellevuur van 6 juni 1944 hebben gewild.
De begraafplaats was sober, ordelijk en integer ingericht; zoals het de Duitser betaamt. De zwarte kruizen, in vijftallen geplaatst over het hele veld, werden door Franse tuinlieden afgesopt.

In de Lonely Planet wordt deze begraafplaats niet genoemd.


dinsdag 12 augustus 2014

Veules-les-Roses

St. Jouin de Bruneval, 28 juli 2014

Op een grillige maandagmorgen – in Normandië weet je het immers nooit met het weer – gingen we, vanaf een alleraardigste camping met alleraardigste beheerders, op weg naar het verre verleden van Anne: Veules-les-Roses. Het is een stadje aan de Côte d’Albâtre en heeft het kleinste riviertje van heel Frankrijk: 1100 meter. Het riviertje de Veules ontspringt ergens in de rozenstad en stroomt gezwind langs een aantal oude watermolens, dat niet de tand des tijds heeft doorstaan, hup de Albâtre in. Anne vond de zee groener dan onze Noordzee.

Vroeger, toen Anne nog lelijk was, heeft zij ergens op een bruggetje gezeten over de Veules. Als zodanig is dat tafereel vastgelegd op foto door haar vader of moeder. Om dat zoete beeld weer eens op te halen, móest Veules-les-Roses worden aangedaan. Prachtige ruïnes van kerkjes van weleer konden haar niet boeien; de pier van de stad – breed uitgemeten in de Lonely Planet - viel haar tegen en bunkers uit WOII geloofde ze wel. Het bruggetje diende gevonden te worden.

Maar ik zag haar wel, het kleine meisje met de grote ogen aan de hand van haar vader, lopend door een stad vol rozen die haar zo groot leek. Een stad liggend tussen de krijtrotsen, waar golven op stukslaan of uitrollen op haar kiezelstranden. Een meisje dat haar grote ogen uitkeek en haar vader wees op de twaalfde meeuw die dag.
‘Kijk papa, een meeuw!’
‘Ja Anne-Marie, dat is een meeuw.’
Vandaag zag ik ze weer, maar groot en zelfstandig, lopen door de stad van haar herinneringen. Met de handen op de rug en het fototoestel paraat. Ik zag haar foto’s maken voor nieuwe herinneringen.
‘Kijk Fer, zoveel rozen!’
‘En zie je die bewerkingen in de gevels? Mooi hè?’
Ik zag het allemaal en genoot ervan. Veules-les-Roses is prachtig. Oplopend langs de kleine rivier pakte Anne mijn hand en verzucht dat de stad tot nu toe de mooiste is van heel Normandië.

We zijn twee dagen onderweg.


Normandië 2014