Tijdens zeldzame momenten van
bezinning zit ik weleens na te denken over het competitieve element dat ons
leven zowel kleurt als ook besmeurt. Of het nu op een voetbalveld is, in de
sportschool of thuis als de buurvrouwen op de koffie zijn, ergens hebben we
allemaal de schier onbedwingbare neiging elkaar te meten. En de maat die genomen
wordt, is eentje ten opzichte van onszelf of ten opzichte van onze feilloze
nakomelingen. Achter die niet te controleren neiging zit een wereld van dromen
over grootse heroïek, van koninklijk aanzien en een omgekeerde zelfverheerlijking
die alle begrip te boven gaat. Iedereen wil de grootste zijn, de sterkste, de
meest intellectuele, de gevatste. En het streven naar dat hoogste goed begint
al bij de bevruchting, alwaar het een en ander de ongeboren vrucht wordt
aangepraat. Alwaar het dan al verloren is.
‘Ik hoop zo dat-ie niet jouw
kuiten krijgt!’
‘Nou, ik hoop anders zo dat-ie
mijn gevoel voor humor krijgt en niet jouw bleke huid!’
Om na tal van opsommingen – als ware
een supermens te hebben geformeerd – sociaal-wenselijk te besluiten met het
aloude als-tie-maar-gezond-is.
Daarmee wordt al het andere volledig gelegitimeerd.
Na de geboorte van het superkind,
het kind der kinderen, wordt Niké – godin der overwinning - nog meer verzocht.
Na de geboorte van de kansloze Herakles wordt nog meer de omstandigheid waarin
hij opgroeit verdicht met onmogelijke voornemens.
‘Ach kiek, hij heeft de ogen van
de moeder!’ zegt de moeder van de moeder.
‘Wat een armen, krek z’n vader!’
roept de vader van de vader.
En het kind wordt aan alle kanten
bemeten en eigenschappen toegedicht ter meerdere glorie van zijn ouders.
‘Ons Josje begint al letters te
herkennen!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons leest
al hele zinnen!’
…
‘Sanne heeft vanmorgen de eerste drie
stapjes gemaakt in de box!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons heeft
al de halve marathon van Egmond op zijn naam staan!’
…
‘Damien heeft voor het eerst een
plasje op het potje gedaan!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons piest
maanden het glazuur van het hangend toilet!’
…
‘Jordy heeft afgelopen weekend
voor het eerst papa gezegd!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons heeft
al het voltallige College van Bestuur van Philips toegesproken!’
…
Onze kinderen groeien op als ware kampioenen, die van jongs af aan
geleerd worden te allen tijde de pikken op tafel te leggen, in welke situatie
dan ook. Aanzien wordt ontleend aan kracht, aan offensief gedrag, aan
individualistisch narcisme. Althans, in die opvattingen groeien zij op.
Onze kinderen zijn ware kampioenen,
omdat zij belichamen onze dromen. Onze kinderen zijn de ontsnappingsclausule
uit onze middelmatigheid om de uiteengespatte zeepbellen te vergeten. Onze
kinderen moet ware kampioenen zijn, opdat wij niet blijven hangen in onze eigen
teleurstellingen.
Maar ware kampioenen zijn zij die
loslaten, die werkelijk loslaten wat hen lief is. Die loslaten alle
eigenbelang, zodat kinderen opgroeien zonder last of ruggenspraak van hen die
niet anders weten dan dat er altijd gemeten dient te worden. Veelal over de
ruggen van onze kwetsbare dierbaren.
Ware kampioenen worden zij die zich
onbevangen en vrij kunnen ontwikkelen en onbekommerd zelf ontdekken waarin zij groot zijn, of sterk, of intellectueel of
gevat. Of alles van dat.
Om zonder voorspraak zelf te kunnen vaststellen de meest
mooie kuiten te hebben.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten