donderdag 2 mei 2013

Ware kampioenen


Tijdens zeldzame momenten van bezinning zit ik weleens na te denken over het competitieve element dat ons leven zowel kleurt als ook besmeurt. Of het nu op een voetbalveld is, in de sportschool of thuis als de buurvrouwen op de koffie zijn, ergens hebben we allemaal de schier onbedwingbare neiging elkaar te meten. En de maat die genomen wordt, is eentje ten opzichte van onszelf of ten opzichte van onze feilloze nakomelingen. Achter die niet te controleren neiging zit een wereld van dromen over grootse heroïek, van koninklijk aanzien en een omgekeerde zelfverheerlijking die alle begrip te boven gaat. Iedereen wil de grootste zijn, de sterkste, de meest intellectuele, de gevatste. En het streven naar dat hoogste goed begint al bij de bevruchting, alwaar het een en ander de ongeboren vrucht wordt aangepraat. Alwaar het dan al verloren is.

‘Ik hoop zo dat-ie niet jouw kuiten krijgt!’
‘Nou, ik hoop anders zo dat-ie mijn gevoel voor humor krijgt en niet jouw bleke huid!’
Om na tal van opsommingen – als ware een supermens te hebben geformeerd – sociaal-wenselijk te besluiten met het aloude als-tie-maar-gezond-is. Daarmee wordt al het andere volledig gelegitimeerd.

Na de geboorte van het superkind, het kind der kinderen, wordt Niké – godin der overwinning - nog meer verzocht. Na de geboorte van de kansloze Herakles wordt nog meer de omstandigheid waarin hij opgroeit verdicht met onmogelijke voornemens.
‘Ach kiek, hij heeft de ogen van de moeder!’ zegt de moeder van de moeder.
‘Wat een armen, krek z’n vader!’ roept de vader van de vader.
En het kind wordt aan alle kanten bemeten en eigenschappen toegedicht ter meerdere glorie van zijn ouders.
‘Ons Josje begint al letters te herkennen!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons leest al hele zinnen!’
‘Sanne heeft vanmorgen de eerste drie stapjes gemaakt in de box!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons heeft al de halve marathon van Egmond op zijn naam staan!’
‘Damien heeft voor het eerst een plasje op het potje gedaan!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons piest maanden het glazuur van het hangend toilet!’
‘Jordy heeft afgelopen weekend voor het eerst papa gezegd!’
‘Werkelijk? Joh, die van ons heeft al het voltallige College van Bestuur van Philips toegesproken!’

Onze kinderen groeien op als ware kampioenen, die van jongs af aan geleerd worden te allen tijde de pikken op tafel te leggen, in welke situatie dan ook. Aanzien wordt ontleend aan kracht, aan offensief gedrag, aan individualistisch narcisme. Althans, in die opvattingen groeien zij op.
Onze kinderen zijn ware kampioenen, omdat zij belichamen onze dromen. Onze kinderen zijn de ontsnappingsclausule uit onze middelmatigheid om de uiteengespatte zeepbellen te vergeten. Onze kinderen moet ware kampioenen zijn, opdat wij niet blijven hangen in onze eigen teleurstellingen.

Maar ware kampioenen zijn zij die loslaten, die werkelijk loslaten wat hen lief is. Die loslaten alle eigenbelang, zodat kinderen opgroeien zonder last of ruggenspraak van hen die niet anders weten dan dat er altijd gemeten dient te worden. Veelal over de ruggen van onze kwetsbare dierbaren.

Ware kampioenen worden zij die zich onbevangen en vrij kunnen ontwikkelen en onbekommerd zelf ontdekken waarin zij groot zijn, of sterk, of intellectueel of gevat. Of alles van dat.
Om zonder voorspraak zelf te kunnen vaststellen de meest mooie kuiten te hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten