Vroeger, toen er nog kuilen in de weg zaten, ben ik
grootgebracht in de veronderstelling dat de ware heer in het verkeer de dame
was. Toen ik – geheel niet droog achter beide oren – de stelling voor het eerst
hoorde, doorzag ik de diepere betekenis ervan nog niet. Ik was toentertijd
nogal een semantische autist, waarvan het abstractieniveau te vergelijken viel
met de afgestorven hersencellen van een Korsakov-patient. Ik begreep de
stelling niet en ook niet de kracht waarmee deze geponeerd werd. Veelal waren
het dames die dachten het andere geslacht hiervan te moeten overtuigen. Ik
begreep het niet, want mijn vader – veel meer referentiekader had ik toen nog
niet – reed keurig, hield zich aan de snelheid en liet oude dametjes voorgaan.
En als hij een goede dag had, nam hij zelfs zijn hoed af. Mijn vader was in het
verkeer dus een dame, heb ik lang bedacht.
Sterker nog, heden ten dage ben ik er zelf een
geworden. Overal en altijd laat ik mensen voorgaan, vaak tot groot ongenoegen
van degene die achter mij staat. Vermoed ik ook maar enigszins dat iemand wil
oversteken, ik stop direct. Wil iemand voor mij langs om de laatste
parkeerplaats te bemachtigen, lachend ga ik in de ankers. Ritsen? Ik zou het
uitgevonden kunnen hebben.
Maar beste lezers, omwille van de mededames in het
verkeer, wil ik per direct afstand doen van de ridicule beeldspraak. Of deze
zou moeten worden vervangen door een die de lading beter dekt. De ware heer in
het verkeer anno 2013 is beslist niet de dame. De dames van tegenwoordig
zijn in het verkeer met heel veel zaken bezig, behalve met autorijden.
Zo ben ik onlangs – op de A50 – bijna op een
bordeauxrode Metiz geknald. De bestuurder ervan had een gekozen snelheid die
niet strookte met de adviessnelheid. Zij – het was een heuse zij – reed exact
89 kilometer per uur. Toen ik de auto verontwaardigd inhaalde, ontwaarde ik
erin een mevrouw – ver in de vijftig – met opgestoken haar en in grote paniek.
De vele paardenkrachten, die een Metiz zo kenmerkt, waren haar bijna te
machtig. Ze kon nauwelijks het stuur houden en durfde de weg voor haar niet
meer los te laten. Ik vermoedde dat ze plankgas op weg was naar haar zieke
moeder.
Afijn, eigenlijk is dit een verkeerd voorbeeld de
metafoor ‘heer in het verkeer’ in ogenschouw nemend. De ergste dames in het
verkeer zijn de moeders die hun kroost naar school brengen. Deze dames zijn
altijd gespannen, daar zij ’s morgens te laat van huis vertrekken en omdat zij
niet de tijd nemen voor enig voedzaam ontbijt. En als het laatste wel het geval
is, dan staande voor het aanrecht.
Met hun dunne lippen, getrokken tot een venijnige
streep, teisteren zij ’s Heren wegen als waren zij echte Formule 1-coureurs.
Mensen, eerbare burgers, moeten voor hun leven opzij springen. Niemand is het
leven niet veilig als kinderen door deze dolle dames naar school moeten worden
gebracht.
Zo heb ik eens vast gestaan in een wegversmalling,
omdat de dame die mij tegemoet reed weigerde voorrang te verlenen. Door een dot
gas te geven, kon zij net iets eerder de verkeersfuik in. Ik gaf echter geen
krimp en reed onverstoorbaar door. Al gesticulerend reed zij, half over de
verkeersheuvels, langs mij heen. Ze gaf me giftig tweemaal de vinger. Achterin
zat een klein jongetje, haar zoontje vermoedelijk. In zijn droevige ogen las ik
dat hij zijn razende moeder ook niet begreep.
Beste lezers, de ware heer in het verkeer is de heer.
Degene die dit nog wil tegenspreken, weet in haar hart eigenlijk wel beter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten