St. Honorine des Pertes, 1 augustus 2014
Gisteren,
31 juli, hebben we het plan opgevat een aantal gedenkplaatsen te bezoeken dat
langs Omaha Beach ligt. We begonnen bij Colleville-sur-Mer. Vanaf het
gedenkteken voor de 627 gevallen soldaten aldaar keken we, zoals de Duitse
soldaten deden, uit over het strand naar het grote water. Het moet er op 6 juni
1944 zwart hebben gezien van geallieerde troepen die maar één doel voor ogen
hadden: het ruimen van de vele bunkers, het neerhalen van de Atlantikwall. Wat
moeten de jonge Duitsers – veelal rond de twintig, getuige de kleine gedenkstenen
op de Cimetière Allemand in La Cambe – een verlammende angst hebben gekend bij
het zien van zo een numerieke overmacht. Ze moeten geweten hebben dat hun
laatste uur geslagen had. Wat kun je dan meer doen dan je huid zo duur mogelijk
verkopen, door vanuit de Widerstandnesten zo veel mogelijk net zulke jonge
soldaten neer te maaien. Jonge Canadezen, Britten, Amerikanen, die vanuit
kleine landingsbootjes als kanonnenvlees op het strand sprongen.
Vanaf
het gedenkteken zagen we vol ontzetting hoe volstrekt kansloos vele soldaten
waren, die zwaar bepakt in veel te diep water probeerden aan land te komen.
Water dat rood kleurde, dat tegenwerkte, dat verzwolg.
Meter
voor meter werd toch het strand terug veroverd op de vijand – een vijand die
zelf nauwelijks weet had van het hogere politieke doel om Europa te
confisqueren voor het Duitse Rijk dat wereldheerschappij voor ogen had.
Meter
voor meter kwamen de bondgenoten dichterbij de te veroveren bunkers; links en
rechts sloeg artillerievuur grote kraters in de grond en boven hen klonken motoren
van vliegtuigen die bombardementen uitvoerden op de Duitse weerstand. Dat de
bommen ook de dorpen vielen, was de hoge prijs die Frankrijk betaalde om de
agressor te ontzetten.
Even
verderop bekeken we het ereveld der gevallen soldaten, velen van hen stierven al
in het eerste uur van de landing. Jonge kerels uit Amerika, die landden in een
onbeduidend land ver overzee om er voor altijd te blijven. Het ereveld stond
vol witmarmeren kruizen en Davidsterren, opgesteld in een onverbiddelijke
matrix; ook in hun laatste rust staan de gesneuvelden in het gelid.
Tot
tranens toe geraakten we onder de indruk. Ongelofelijk veel mensen hebben het
leven gelaten, opdat anderen leefden. Mensen, jonge mensen, die plannen hebben
gehad, wellicht verloofd waren of al vader; veelbelovend zijn zij gestorven.
Het strand, het ereveld, het waren heilige gronden. Heilig door bloed en
onverschrokkenheid.
Dat
niet iedereen dat begreep, was pijnlijk om te zien. Een papiergevouwen bootje –
symbool voor de landingsvaartuigen – werd gezien als propje en weggenomen bij
een kruis.
We
bezochten ook Pointe du Hoc, op een kleine landtong dat door de Duitsers
vanwege grote strategische waarde bezet werd gehouden. Er was een enorm
luchtafweergeschut geplaatst dat door zijn reikwijdte een gevaar was voor
schepen en vliegtuigen. Ten tijde van de landing werd dit geschut ontmanteld
door de Rangers – onder leiding van Rudder, een ervaren bergwandbeklimmer – die
de klif, waarop het geschut stond, vanaf de zee beklommen. Om eenmaal boven te
ontdekken dat het geschut vervangen was door grote balken. De bunker was
verlaten, de wapenen verstopt in de achterliggende velden.
De
manoeuvre om onder vijandelijk vuur uiterst kwetsbaar een steile klifwand te
beklimmen met touwladders wordt tot op de dag van vandaag geprezen om
uitzonderlijke moed en gedurfde tactiek. Voor een paar balken hebben veel
Rangers het leven gelaten.
Het
terrein rondom Pointe du Hoc was bezaaid met kapotgeschoten bunkers. Het moet
er een hel zijn geweest, tientallen diepe kraters in het veld onderstreepten
dat. Het trof me toen ik zag dat hele gezinnen zich portretteren in dit slagveld.
Waarom weet ik niet. Ik zag ook mannen geleund tegen Sherman-tanks, om
glimlachend door hun vrouw op de foto te worden gezet. Wat is hun aandeel in de
strijd geweest? Het deed me voor dat de werkelijke strijders voor vrede en
vrijheid met terugwerkende kracht beledigd werden.
We sloten
deze aangrijpende dag door een bezoek te brengen aan de begraafplaats voor
Duitse soldaten in La Cambe. Het viel ons op dat deze minder druk bezocht werd
die dag dan de Amerikaanse evenknie. Het viel ook op dat Duitse bezoekers
zachter spraken, alsof zijn wilde voorkomen als Duitser te worden aangemerkt.
Alsof zij zich nog schaamden. In het gedenkschrift aan de ingang werden de
soldaten de eer bewezen: het kan niet zijn dat zij het hellevuur van 6 juni
1944 hebben gewild.
De
begraafplaats was sober, ordelijk en integer ingericht; zoals het de Duitser
betaamt. De zwarte kruizen, in vijftallen geplaatst over het hele veld, werden
door Franse tuinlieden afgesopt.
In de
Lonely Planet wordt deze begraafplaats niet genoemd.