.
.
Zonder
Acht keer heb ik de bomen kaal zien worden,
acht keer heb ik de bomen vol zien worden.
De zetel die ik vond is wankel.
En ik versta alles: de vermaning van een
man achter glas, de kreet van een kind
op een schommel.
Ik inspecteer mijn handen, nu die niet
werken mogen, ik controleer mijn hoofd
of daar nog iets vertakt.
Ze zeiden vroeger als ik niesde:
nu komt het allemaal in orde. Ik nies
de hele winter.
Mijn zus heeft al papieren, mijn zus
heeft nu een kaartje kleiner dan een
boterham.
Ai, als ik eens een zetel had die zachter
voor mijn rug was en dat ene, kleiner
dan een boterham.
.
.
.
(Joke van Leeuwen was Stadsdichter van Antwerpen in 2008)
Acht keer heb ik de bomen kaal zien worden,
acht keer heb ik de bomen vol zien worden.
De zetel die ik vond is wankel.
En ik versta alles: de vermaning van een
man achter glas, de kreet van een kind
op een schommel.
Ik inspecteer mijn handen, nu die niet
werken mogen, ik controleer mijn hoofd
of daar nog iets vertakt.
Ze zeiden vroeger als ik niesde:
nu komt het allemaal in orde. Ik nies
de hele winter.
Mijn zus heeft al papieren, mijn zus
heeft nu een kaartje kleiner dan een
boterham.
Ai, als ik eens een zetel had die zachter
voor mijn rug was en dat ene, kleiner
dan een boterham.
.
.
.
(Joke van Leeuwen was Stadsdichter van Antwerpen in 2008)
.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten