zaterdag 13 augustus 2011

Vaucluse 2011, deel 2

Op een eiland - waarschijnlijk veroorzaakt door het grillige verloop van de Rhône - van de heilige Lucas, geflankeerd door een onbetekenend riviertje de la Meyne, hebben wij ons, na twee dagen rijden – waarvan Anne minstens anderhalve dag – genoeglijk genesteld. Hoewel genoeglijk, het opzetten van de tent had nogal wat voeten in de aarde, daar zij steenhard was. Foeterend en tierend, gelijk een dokwerker, probeerde ik de veel te iele haringen in haar schoot te drijven, de goden vragend waarom tegenwoordig dat spul zo ongelooflijk niet van kwaliteit is. Anne, met de handen losjes op haar heupen, stelde keer op keer dat de tent nog steeds niet goed stond en of er eindelijk eens koffie gedronken kon worden. Na zoveel rijden had zij daar zeker wel behoefte aan. Het was de innerlijke rust, het stoïcijnse dat haar levenspartner zo kenmerkt, welke verhoedde dat de hamer richting haar hoofd ging.

De camping l’Art de Vivre is prachtig en buitengewoon aangenaam er te verblijven. Zoekend, speurend naar een vakantieplek hadden wij onszelf dit ook min of meer beloofd: ‘Vanavond slaan we ons kampement op tussen de Tigris en de Eufraat en zullen wij als Adam en Eva zijn als in het Hof van Eden’. Je moet toch iets zeggen om na twee dagen zoeken de moed er in te houden. En daarbij, enige dramatiek is ons niet vreemd. Toen we eenmaal het lustoord betraden, vielen we elkaar dan ook huilend in de armen.

We vertrokken uit Nederland naar Zuid-Frankrijk en vonden het voorwaardelijk dat het er droog en zonnig moest zijn. We lieten Vercheny voor wat zij was – de jongens ontroostbaar achterlatend – en maakten ons eerste kwartier op in Auxonne. De naam deed eer aan onze wens en Anne riep met haar dragende stem blij: ‘Ferre, daar hebben ze ook zon!’ Om vervolgens, gniffelend, het woordgrapje 12 keer te herhalen. Pas toen ik de radio wat harder zette, hield ze op, schalks kijkend. Naast Vercheny lieten we ook een naturistencamping – ‘blootjescamping’, zoals Anne dat placht te zeggen – links liggen. We vermoedden dat daar alleen maar nurkse, fundamentalistische naaktlopers waren. Naaktlopers die elk stukje kleding verafschuwen en vooral trots zijn op hun bossen krullend schaamhaar, welig bloeiend op plekken waar wij geen beharing bedenken, waarvan wij gruwelen tot de macht n. Naaktlopers die het vanzelfsprekend vinden om bloot te gaan volleyballen, testend de rekbaarheid van borsten en balzakken; die nonchalant bij de campingboulangerie un pain bestellen en achteloos bij het afrekenen een schaamlip goed leggen. Een naturistencamping? We zijn nog te jong, te onervaren en te mooi voor een dergelijk sektarische levenssfeer. We zouden er kokhalzend sterven.

In Auxonne, op de Nederlandse enclave l’Arguebuse, vonden we snel een stekje om onze tent voor het eerst op te zetten. Anne stelde voor de tijd op te nemen. Ze keek ietwat ondeugend.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten